Algemeen

Marx bij het koffiezetapparaat – door Paul Winters

By mei 2, 2018november 24th, 2020Geen reacties

Door Paul Winters

Toen ik werd gevraagd om een column voor het Filosofisch Café voor te dragen op de dag van de arbeid moest ik daar toch even over nadenken. Sinds enige tijd werk ik namelijk als ambtenaar bij de gemeente Arnhem. En de ambtenarij is niet bepaald een wereld die bekend staat om haar hoge arbeidsethos. Elke dag om 17:00 uur naar huis en vooral niet te hard werken. Er bestaan vele stereotypen over deze beroepsgroep en zoals met alle stereotypen berusten die gedeeltelijk ook wel op de waarheid. Zo verzet het koffiezetapparaat op ons stadskantoor misschien wel de meeste arbeid, maakt het de meeste overuren en kost die arbeid nog het minst ook. Een machine, die de ooit nog bij de gemeente werkzame koffiejuffrouwen heeft verwezen naar de foto’s op de gangen van het kantoor, die doen terugdenken aan een tijd waarin de robotisering en digitalisering van de samenleving nog niet zo nadrukkelijk op de deur klopten.

De spot die ons – ambtenaren – vaak ten deel valt, is bij lange na niet zo erg als het lot van de koffiejuffrouw. Haar baan is verdwenen en kon verdwijnen omdat een machine haar werk goedkoper en efficiënter kan doen. Voor zover ik weet bestaat deze bedreiging nog niet voor het beroep van ambtenaar. Maar dit zou in de toekomst mogelijk wel kunnen veranderen. De voorspelling is namelijk dat door de toenemende digitalisering en robotisering in de nabije toekomst nog veel meer banen zullen verdwijnen.

De vraag is echter of deze technologische revolutie in staat is om ook echt verandering te weeg te brengen. De belangrijke rol die werk in ons leven inneemt staat wel vaker onder druk. Bijvoorbeeld tijdens de economische crisis in 2008, toen veel mensen hun baan verloren en de discussie ook al los barstte of er alternatieven voor werk gevonden moesten worden. Toch denk ik dat er een belangrijk verschil zit in de uitdagingen waar de nakende technologische revolutie ons voor stelt, in vergelijking met de economische crisis in 2008. Dit vereist enige uitleg.

Zoals gebruikelijk, werd ook bij de economische crisis in 2008 weer te pas en te onpas gerefereerd aan Karl Marx. Zijn voorspelling dat het kapitalisme zijn eigen graf zal graven en het proletariaat doormiddel van een revolutie een klasseloze maatschappij zou stichten lijkt bij elke economische crisis wel weer uit de kast getrokken te worden. Dat Marx een zekere voorspellende gave toegedicht wordt, komt onder andere door enkele passages uit het communistisch manifest, waarin hij bijvoorbeeld schrijft: “De burgerlijke productie- en verkeersomstandigheden, de burgerlijke eigendomsverhoudingen, de moderne burgerlijke samenleving die zulke kolossale productie- en verkeersmiddelen tevoorschijn heeft getoverd, lijkt op een heksenmeester die de onderaardse krachten die hij bezworen heeft, niet meer kan beheersen.”

Lange tijd werd gedacht dat de industriële revolutie en het opkomende kapitalisme die krachten waren die niet langer beheersbaar zouden zijn. Maar met de kennis van nu, weten we dat deze ontwikkelingen het communisme misschien wel de kans hebben gegeven om zich als tegenhanger van dit kapitalistische systeem te ontwikkelen, maar dat de uiteindelijk door Marx voorspelde omverwerping van het systeem er nooit is gekomen. Het idee van Marx dat het kapitalisme uiteindelijk zijn eigen graf zou graven leek in 1992 zelfs helemaal opgegeven te worden, toen Francis Fukuyama het einde van de geschiedenis voorspelde en het er naar uitzag dat het kapitalisme en het daarmee gepaard gaande vrije markt denken, de hele wereld in haar greep zou krijgen. Bovendien had het grootste gedeelte van het proletariaat waar Marx voor opkwam zich al lang opgewerkt en behoorde het inmiddels tot een welvarende middenklasse.

De individuele samenlevingen die het kapitalisme gecreëerd heeft, illustreren op een mooie manier het grote belang dat we tegenwoordig aan werk toekennen. Dit belang komt misschien wel het sterkst naar voren in het Amerikaanse denken over werk. Zo maakt volgens filosofe Judith Shklar werk wezenlijk onderdeel uit van het Amerikaans burgerschap. Werk en het recht om te stemmen stelt mensen in staat om als onafhankelijke vrije burgers te leven. Het staat in die zin haaks op de idee van Marx dat de arbeider juist bevrijd moet worden van de uitbuiting door kapitalisten. In Shklar’s filosofie resoneert duidelijk het idee van de Amerikaanse droom. Als je maar hard genoeg werkt, dan wordt alles mogelijk. Werk wordt op deze manier een bepalende factor in het wel of niet slagen van je leven. Het is misschien niet verbazingwekkend dat Shklar dit schreef aan het begin van de jaren negentig, toen het einde van de geschiedenis in zicht leek en steeds meer mensen zich mochten rekenen tot de welvarende middenklasse.

De economische crisis van 2008 leek even een deuk in het vertrouwen van het kapitalisme te slaan. Maar wie goed kijkt ziet dat deze crisis het belang dat aan werk wordt toegekend niet aantast. Ondanks dat de crisis ervoor heeft gezorgd dat veel Amerikanen hun baan, en daarmee een groot deel van hun burgerschap volgens Shklar, zijn kwijtgeraakt. En ondanks dat de terugkeer van het proletariaat, als precariaat, een feit was na de crisis. Ondanks dit alles, bestaat de Amerikaanse droom nog steeds. De verwachting dat deze crisis ons anders tegen werk zou laten aankijken, is niet uitgekomen. Sterker nog, zij die hun baan kwijtraakte klampte zich wanhopig vast aan die andere component van burgerschap, de mogelijkheid om te stemmen. Het resultaat daarvan werd pijnlijk duidelijk bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016. Niet geheel ontoevallig luidde Trumps mantra in aanloop naar die presidentsverkiezingen: Jobs, jobs jobs!

Het vreemde aan dit verhaal is dat juist Trump het best wist in te spelen op de zorgen van de onderklasse in de Amerikaanse samenleving: zij die werkloos thuis zaten en een 21e eeuws proletariaat vormen. Trump moet in de ogen van Marx welhaast de anti-christ zijn geweest  Het lijkt erop alsof de voorspelling van Marx dat het kapitalisme zichzelf uiteindelijk ten grave zou dragen, door Trumps overwinning definitief als onjuist bestempeld mag worden. Trump is namelijk precies de persoon voor wie Marx altijd waarschuwde, degene die de productiemiddelen bezit en de arbeiders daarmee vastketent en veroordeeld tot het enige dat hun rest: loon arbeid. Dat juist die arbeiders hun toevlucht nu zoeken tot deze groot kapitalist, moet ervoor hebben gezorgd dat Marx zich heeft omgedraaid in zijn graf.

Dit verhaal, maar ook de boeken die de laatste jaren zijn geschreven over de alarmerende groei van ongelijkheid in de wereld, denk bijvoorbeeld aan Pikkety, laten zien dat het systeem zich niet zomaar omver laat werpen. Na de crisis in 2008 konden talloze mensen zonder baan in Amerika het toch niet laten om te stemmen op de demagoog die de banen terug zou brengen. Het kenmerkt de centrale plek die werk in onze samenlevingen inneemt. Slechts een kleine elite houdt zich bezig met alternatieven voor werk, zoals het basisinkomen. De onder- en middenklasse in de samenleving blijven echter angstvallig vechten om een baan te vinden of te behouden, zodat deelname aan de maatschappij verzekerd is en een zeker vrijheid gegarandeerd wordt.

Dat de positie van de traditionele arbeidersklasse niet alleen in Amerika onder druk staat, wordt goed zichtbaar als we kijken naar de ontwikkeling van de traditionele arbeiderspartijen in Europa. Zij kwamen traditioneel gezien op voor de onderklasse, om ze nog enige bescherming te bieden tegenover de bezitters van het kapitaal. Maar tegenwoordig houden deze partijen zich meer bezig met identiteitspolitiek, racisme en gender-politiek. Hierbij vergeten zij rekening te houden met de gevolgen die hun achterban ondervindt van de voortschrijdende liberalisering van de economie en de politiek, die vooral tijdens de crisis in 2008 zichtbaar werden. De achterban van die partijen leek verloren te zijn, maar men bleef toch zoeken naar werk om het leven weer betekenis te geven. En nu, 10 jaar na de crisis, zien we de werkgelegenheid weer toenemen en kunnen meer en meer mensen toch weer aan het werk. Het is ook in Nederland verassend dat het vooral onze huidige liberale premier lijkt te zijn, die met z’n roep om meer banen, indirect, het best lijkt op te komen voor deze mensen. Opvallender nog is dat de politieke vertegenwoordigers van de arbeidersklasse zich met andere zaken – racisme, identiteit etc. – zijn bezig gaan houden, maar dat hun achterban nog steeds voornamelijk opzoek is naar werk. De crisis heeft het vertrouwen in het kapitalistische financiële systeem misschien even aan het wankelen gebracht, maar heeft het belang van werk in onze samenlevingen in ieder geval niet kunnen veranderen.

Waarom zou de ophanden zijnde technologische revolutie dan wel iets gaan veranderen aan de belangrijke rol die werk in ons leven speelt? Of aan het kapitalistische systeem dat zoveel belang aan werk toekent? Als die werkloze Amerikanen zich willen laten leiden door iemand als Trump, dan lijkt het kapitalisme de arbeiders voorgoed verblind te hebben voor mogelijke alternatieven voor werk. En toch denk ik dat het met deze revolutie weleens anders zou kunnen lopen. De vraag is waarom?

Het antwoord ligt denk ik gelegen in het feit dat de kapitalisten die de productiemiddelen beheersen net zo blind zijn als het proletariaat dat hen de macht verschaft. De blinde drang naar groei van de kapitalisten heeft in de laatste jaren gezorgd voor een verschuiving, die zich volgens de voorspellingen alleen nog maar zal doorzetten de komende jaren: het belang van het bezitten van productiemiddelen verschuift richting het belang van het bezitten van techniek en informatie. De nieuwste grote spelers op de markt zijn tegenwoordig de Googles en Facebooks van deze wereld. Door het bezitten van de juiste technologie en informatie kun je het kapitalistische systeem in stand houden. Of in Marx woorden: het proletariaat geketend houden en zelf optimaal profiteren van de groeiende ongelijkheid.

Maar er zit een belangrijke weeffout in het systeem, die door de technologische ontwikkelingen steeds duidelijker zichtbaar wordt. Zo leert Marx ons dat het kapitalistische systeem in stand wordt gehouden zo lang het meer arbeid weet te creëren. Maar waar machines vroeger zowel de effectiviteit als de werkgelegenheid verhoogden, zorgen de huidige technologische ontwikkelingen er juist voor dat banen steeds sneller zullen verdwijnen. De kans is groot dat veel werk in de nabije toekomst over wordt genomen door robots, informatiesystemen en andere nieuwe technologieën. Nu al zien we dat bedrijven als facebook – het grootse nieuwsmedium ter wereld, maar geen enkele journalist in dienst – en Uber – grootste taxibedrijf ter wereld, zonder dat het een auto bezit – hier veelvuldig gebruik van maken. Nu teren deze bedrijven nog op de arbeid van de journalisten en taxichauffeurs die gebruik maken van hun diensten; er is dus nog altijd arbeid voor nodig. Maar zeker in het voorbeeld van Uber is het niet moeilijk om je voor te stellen dat over enkele jaren de zelfrijdende auto het werk van de chauffeurs zal vervangen.

Het kapitalisme heeft de tijdelijke crises die uitbraken altijd kunnen overleven doordat de groei in arbeid zich na een dergelijke crisis altijd onverminderd voortzet. Met de ophanden zijnde technologische revolutie kan dit wel eens anders gaan lopen. Het kapitalisme wordt gedreven door groei en efficiëntie en die kan misschien wel beter bewerkstelligd worden door robots en informatiesystemen dan door arbeiders. De kapitalisten zullen de kans op meer economische groei en nog hogere efficiëntie, die de nieuwe technologie en informatie systemen mogelijk maken, niet willen laten liggen. Maar het voortbestaan van het kapitalisme is altijd gepaard gegaan met groeiende arbeid zodat het systeem zichzelf in leven kon houden. Als dit niet meer gebeurt, komen de voorspellingen van Marx misschien toch uit.

Zo schrijft Marx in het communistisch manifest bijvoorbeeld: “De arbeider wordt een pauper, en het aantal paupers groeit nog sneller dan bevolking en rijkdom groeien. Hiermee wordt maar al te duidelijk dat de bourgeoisie niet in staat is nog langer de heersende klasse van de maatschappij te blijven en de levensomstandigheden van haarzelf als maatgevende wet op te dringen aan de maatschappij als geheel. Ze is niet in staat te heersen omdat ze niet in staat is haar slaaf zelfs binnen zijn slavernij veilig te stellen, omdat ze gedwongen is hem te laten wegzinken in een positie waarin ze hem moet voeden en niet door hem gevoed wordt.” Als de kapitalisten in onze samenleving zich willen laten voeden door robots en informatiesystemen, zal de arbeider, het precariaat verder wegzinken en zal de voedingsbodem van het kapitalistische systeem – alsmaar toenemende arbeid – wegvallen.

Als de voorspelde technologische revolutie zich echt zal voltrekken, dan raakt het einde van de geschiedenis toch weer uitzicht. Een nieuwe tijd zal aanbreken waarin de rol van werk in het leven drastisch zal veranderen. Als we de filosofie van Shklar volgen dan zouden velen van ons geen burger meer zijn als we ons werk kwijt raken. We raken met andere woorden een deel van onze vrijheid kwijt, worden misschien wel tot slaaf gemaakt van de technologie. Als we echter Marx volgen dan bevrijden we ons juist van de ketenen van het kapitalistische systeem. Wie de waarheid in pacht heeft zal de toekomst uit moeten wijzen. Maar het betekent hoe dan ook dat we moeten nadenken over andere manieren van deelnemen aan het maatschappelijk leven. Na moeten gaan denken over een andere manier van betekenis geven aan het leven. Of we daarmee vrijheid winnen of juist inleveren, dat is aan onszelf om te bepalen.

Ik zie mijn eigen werk nog niet zo snel veranderen. Ik ben nog nergens de ontwikkeling van een robot tegengekomen die zich de hele dag bezighoudt met koffiedrinken, memo’s en nota’s schrijven en stipt om 17:00 uur al het werk laat liggen. Voorlopig werk ik nog even door. Ik dank u wel!