Het vluchtelingenvraagstuk dreigt Europa te verscheuren. De Europese Gemeenschap blijkt in geen enkel opzicht een gemeenschap te zijn, zij ontpopt zich sedert de zogenaamde Griekenland-crisis als een strategisch alliantie van economisch-financiële aard.
Ooit als een humanitair project begonnen bevindt zich de EU inmiddels in een zieltogende toestand. Een vermoeid en uitgeput continent reageert chaotisch op de vluchtelingenproblematiek: “Identitaire” bewegingen – nationalistische, rechts-radicale en deels racistische gezindheden – zijn attractief geworden voor een groeiend aantal burgers; daartegenover staat vaak een verontrust morel appel – een “grenzenloze” solidariteit zonder politieke agenda.
Deze twee uitersten houden zich wederzijds in leven: Het abstracte universalisme provoceert het fantasma van een oorspronkelijk “volk” en omgekeerd. Zijn wij tot machteloosheid gedwongen? Hoe kunnen wij ons moreel en politiek oriënteren in het vluchtelingendebat?