Algemeen

Gastvrijheid? – door Anika Kempen

By juni 12, 2018november 24th, 2020Geen reacties

Zaterdagochtend 11:00 uur. Ik word wakker en hoor een hoop drukte in mijn huis. De buurman is op de koffie, even zijn verhaal kwijt over het carnaval van afgelopen weekend. Even later hoor ik de achterdeur open gaan en iemand mompelen of hij de aanhanger even mag lenen. Tuurlijk, geen probleem. Dan komt er iemand de trap op: het is Roos, mijn beste vriendin. ‘Anika slaapt nog, maak d’r maar even wakker!’, had mijn moeder gezegd.

Het is 11.10 uur en het halve dorp staat op de stoep. Zo gaat dat in Brabant, want dat is voor ons gastvrijheid. Iedereen is welkom, elk tijdstip van de dag. Zo’n vorm van gastvrijheid ervoer ik ook toen ik in Afrika was met een groep jongeren. Toen we daar aankwamen in een klein dorpje waar we niemand kenden, werden we naar de ‘chief’ gebracht. Hij vertelde ons het een en ander over de mensen en de geschiedenis van het dorp, maar ik vroeg me vooral af of die geschiedenis ook voor een slaapplek of een warme maaltijd had gezorgd. Dat bleek wel degelijk zo te zijn. Want net toen ik ongeduldig werd, ik was vijftien sorry, werden we naar een klein huisje gebracht, waar een vrouw ons warm ontving. Er werd verteld dat we hier te gast waren en een slaapplek nodig hadden. De vrouw, die al met haar moeder en vijf kinderen woonde, vond dat geen enkel probleem. Wij zetten onze tentjes op en kregen vervolgens een warme maaltijd. Waar ik had verwacht het gastvrije Brabant te missen, bleek dit helemaal niet te hoeven, want in Malawi waren ze zeker net zo gastvrij. Maar zijn wij in Brabant, of in Nederland wel echt zo gastvrij als in Afrika?

Ik ben hierover gaan nadenken en tot de conclusie gekomen dat de gastvrijheid in Afrika onvoorwaardelijk te noemen is. Je kon het zo bont maken als je zelf wilde, maar klagen hoorde je de mensen niet. Die onvoorwaardelijke gastvrijheid als mentaliteit is een kenmerk van de Ubuntu-filosofie. Een mentaliteit die nooit naar het negatieve van de mens zal kijken, maar juist daar verbintenis mee zal zoeken en er begrip voor op zal brengen. Geen vooroordelen, en als ze er wel zijn, daarover in gesprek gaan in plaats van elkaar daarop af te straffen. In Nederland gaan we hier wel degelijk anders mee om. Wij stellen wél voorwaardes aan onze gastvrijheid en willen ook dat hier met veel respect mee om wordt gegaan. Zolang we de buurman kennen die op de koffie komt, vinden we het prima, maar we laten niet zomaar iedereen toe in ons dorpje, of onze provincie of ons land. In dat woordje ‘ons’ zit precies het verschil. We maken al gauw iets persoonlijk en bezit. Wij wonen hier, dus het is ons huis. Ons huis staat in dit land, dus dit is ons land en dat land wordt niet gauw ook het land van iemand anders. Precies om deze reden plaatsen we vluchtelingen van AZC naar AZC. En precies om deze reden klagen we over toeristen in Amsterdam.

In Afrika ervoer ik dat je met kwetsbaarheid gelijkwaardigheid kan bereiken. Door onze jonge kwetsbaarheid en zonder eisen te stellen aan ons verblijf, benaderden zij ons op dezelfde manier. Gelijkwaardig en daarmee onvoorwaardelijk. Afrika en Nederland werd een groot ‘ons’. Hun eten werd het eten van iedereen, hun slaapplek werd de slaapplek van iedereen. Hierbij werd niet gekeken naar cultuurverschillen. Geen cultuur was beter dan de andere cultuur, terwijl wij in Nederland ‘onze’ cultuur zien als de beste cultuur.

Maar hoe zouden we deze ubuntu-vorm van gastvrijheid nou kunnen toepassen op grotere zaken, zoals de vluchtelingencrisis? We zouden vluchtelingen helpen met een dak boven het hoofd, we zouden ze het recht geven op een baan en ze zouden net zoveel eten krijgen als iedereen. Over problemen tussen culturen zouden we met elkaar praten. En misschien wel het belangrijkste: we zouden ze gelijkwaardig behandelen en onvoorwaardelijk ontvangen.

Ik hoop en denk dat we ons beleid ooit wel op die manier gaan voeren. Dat ons land het land van iedereen kan worden. Dat vluchtelingen zich ‘ons’ gaan voelen en toeristen in Amsterdam zich gaan gedragen omdat ze ‘wij’ zijn en niet ‘zij’. Dat lijkt me nou ultieme gastvrijheid. In Brabant zijn we daar al een beetje mee op weg, want onze aanhanger is nu ook al de aanhanger van de rest van de straat.