Algemeen

Insectenlarven, zwangere mannen en filosofische argumenten

By februari 17, 2021Geen reacties

door: Laura Keulartz 

Weet u wat een ovipositor is? Een ovipositor, ook wel een legboor genoemd, is de ei- (ovum) plaatser (positor) van een insect. U kunt een ovipositor vergelijken met een geslachtsorgaan. Een bekend voorbeeld van een insect met een ovipositor is de sluipwesp: een vrouwelijke sluipwesp legt haar eieren in een rups door de huid van de rups te doorboren. De larven die uit de eieren komen, eten de rups vervolgens van binnenuit op.

Stelt u zich nu een insectachtig wezen voor, van wel drie meter lang, dat u met haar ovipositor steekt om u haar eieren in te spuiten. De eieren zullen in uw buik uitgroeien tot afschuwelijk slijmerige larven. Eerst zullen ze hun eigen schil opeten, maar zodra ze die op hebben zullen de – inmiddels wel 15 centimeter lange – larven aan uw ingewanden beginnen. Van binnenuit wordt u langzaam opgevreten. Als u niet op tijd wordt opengesneden om de larven, als het ware via een keizersnede, uit uw buik te verwijderen, sterft u een gruwelijk pijnlijke dood. Kunt u zich hier iets bij voorstellen? Dit is wat Gan, de hoofdpersoon uit Bloodchild, overkomt.

Bloodchild is een kort speculative fiction-verhaal uit 1995, geschreven door Octavia Butler en bekroond met onder andere de Hugo Award. Het verhaal gaat over een groep mensen die vanwege onderdrukking en slavernij de aarde is ontvlucht en gesettled is op een nieuwe planeet. Deze nieuwe planeet bleek bij aankomst echter al bewoond, door een soort grote insect-mensen, de Tlic. De Tlic hebben host animals, gastdieren, nodig om hun eieren in te leggen, en het werd al snel duidelijk dat juist mensen daar uitermate geschikt voor zijn. Na een periode waarin de Tlic de mensen hierom hebben uitgebuit en vermoord is er nu echter een nieuwe orde ontstaan op de planeet: de Joining of families.

De Tlic hebben een reservaat gebouwd voor de mensen, waar deze relatief veilig zijn. In ruil voor die veiligheid moeten de mensen per familie één kind uitkiezen dat geïmpregneerd zal worden door een Tlic. De mensen krijgen ook onbevruchte Tlic-eieren te eten, die een bedwelmende, helende en levensverlengende werking hebben. De relatie tussen de Tlic en de mensen op de Tlic-planeet is dus veranderd van een parasitaire in een mutualistische relatie, die gebaseerd is op wederkerigheid. We lezen hoe de mensenjongen Gan geïmpregneerd wordt door een vrouwelijke Tlic genaamd T’Gatoi. Dat het de mannen zijn die geïmpregneerd worden in dit verhaal is niet toevallig, maar een bewuste keuze van de auteur, Butler. Zij wilde in dit verhaal experimenteren met mannelijke bevruchting, zwangerschap en bevalling, zo vertelt ze in een interview.

Dit is echter niet het enige waar Butler in dit verhaal mee experimenteert. Filosoof Zakiyyah Iman Jackson schrijft in haar boek Becoming Human: Matter and meaning in an antiblack world, dat afgelopen jaar uitkwam, dat Bloodchild het Westerse liberale idee dat mensen individueel en autonoom zijn, op losse schroeven zet. Volgens Jackson is dat mensbeeld gevaarlijk, omdat daarin de relationaliteit van mensen maar ook tussen mensen en andere diersoorten niet wordt erkend. Butler beschrijft in Bloodchild een soort belichaamde subjectiviteit die niet individueel of autonoom is, maar juist gekarakteriseerd wordt door wederzijdse afhankelijkheid. Het verhaal kan dus gelezen worden, aldus Jackson, als een filosofische kritiek, die niet alleen bekritiseert maar ook een nieuwe zijnswijze voorstelt.

Maar goed, waarom zou Butler haar kritiek op een Westers atomistisch mensbeeld niet gewoon kunnen beargumenteren in een filosofisch artikel? Waarom heeft ze die insect-mensen nodig om haar punt te maken?

Dat Bloodchild gelezen kan worden als een filosofische kritiek, is kenmerkend voor het literaire genre waar het verhaal toe behoort: Black Speculative fiction. Dit is een parapluterm voor fantasy-, sciencefiction-, en horror-verhalen waarin mensen van Afrikaanse afkomst centraal staan. Een belangrijk kenmerk van het werk uit dit genre is dat het niet – zoals gebruikelijk is in veel andere genres – experimenteert met hoe bepaalde karakters in bepaalde situaties handelen, maar dat het dat wat werkelijk en mogelijk is verandert en onderzoekt. Volgens schrijver Annie Neugebauer is het unieke aan dit genre dan ook dat de verhalen en romans hun lezers dwingen om te fantaseren, of speculeren, over mogelijkheden die niet passen, of zelfs worden onderdrukt, binnen het heersende mens- en wereldbeeld.

Jackson schrijft dat fictie, en met name speculatieve fictie, precies hierdoor de mogelijkheid biedt dominante ziens- en zijnswijzen in de filosofie te omzeilen en bekritiseren. Dit inzicht krijgt vooral aandacht in Afro-Amerikaanse, maar bijvoorbeeld ook in feministische filosofie. Speculatieve fictie, zo laat Jackson zien, kan namelijk zowel qua vorm als qua taalgebruik vrijer kritiek uiten op de dominante Westerse (lees: witte en mannelijke) traditie dan academisch-filosofische artikelen dat over het algemeen kunnen.

Wat vorm betreft: Zoals Eva Meijer al noemde, moet een academisch-filosofisch artikel zich over het algemeen aan bepaalde spelregels houden: het moet een inleiding, een middenstuk en een slot hebben, er moet een duidelijk punt gemaakt worden, en er moet een vernieuwende doch goed beargumenteerde conclusie zijn. De Afro-Amerikaanse filosoof Therí Pickens wantrouwt deze vaste vorm. Volgens haar probeert de filosofie zo orde en structuur te veinzen in een realiteit die in essentie rommelig is. In 2018 daagt ze deze vormregels dan ook uit door een boek te schrijven dat verschillende speculatieve fictie-verhalen opvoert en ze met elkaar in gesprek brengt over filosofische thema’s. Het boek heeft, net als de verhalen zelf, geen conclusie: het eindigt gewoon.

Maar naast vormregels zit je als filosoof, als mens überhaupt, ook vast aan bepaalde woorden en concepten. Het concept ‘mens’ is hier dan toevallig meteen een goed voorbeeld van: het is een idee waar je moeilijk omheen kan, maar dat allemaal connotaties met zich mee brengt. Volgens Jackson is het Westerse humanistische concept ‘mens’ fundamenteel wit: het is ontstaan in de 16de eeuw, de tijd van kolonialisme en expansiedrift. Het is in zijn ontwikkeling telkens afgezet tegen een Ander: een andere Ander, een aan-de-andere-kant-van-de-wereld-Ander, – een Afrikaanse Ander, bovenal. En zo is het per definitie een begrip dat mensen uitsluit. Bloodchild speelt met dit begrip: als een mens bevrucht wordt door een Tlic, verandert hij in een nieuw symbiotisch wezen, een N’Tlic. Het verhaal werpt zo de vraag op wat het betekent mens te zijn, zonder dat letterlijk in die termen te hoeven doen.

Om tot mijn punt te komen, voor zover dat van een columnschrijver wordt verwacht: Het gebruik en de interpretatie van speculatieve fictie is een manier om de taal en categorisering van dominante ziens- en zijnswijzen te omzeilen, om de regels van de heersende orde te tarten. En misschien nog wel belangrijker: het gaat er in speculatieve fictie om, om andere, nieuwe en misschien wel betere mogelijkheden voor te stellen. Het is een creatief proces; een proces dat juist door het voorstellen van nog onwerkelijke werkelijkheden, het vermogen bezit deze werkelijkheden te scheppen. Wat mij betreft is het creatieve proces niet alleen het proces van de schrijver, maar ook van de lezer: het is aan de lezer om mee te fantaseren, om te interpreteren en om de mogelijkheden binnen de tekst ook buiten de tekst betekenis te geven. Mijn oproep aan u is dan ook: durf scheppend te fantaseren, wild te speculeren. Over insectenlarven bijvoorbeeld, en over zwangere mannen.

Dankuwel.